Een grafzerk uitgelicht

Grafzerken
Hoewel de nadruk in de Westerkerk vaak op de restauratie van het orgel ligt, is er nog veel meer te zien. Bijvoorbeeld de vloer van de kerk die nog vrijwel geheel bedekt is met grafzerken, zo’n 1600 in totaal. Daarom willen we in een aantal beschrijvingen aandacht geven aan deze grafzerken. Dit aan de hand van wie er begraven liggen en wat deze mensen voor de stad Enkhuizen betekend hebben.

Cees Groot, één van de vrijwilligers in de Westerkerk, is o.a. gespecialiseerd in de grafzerken. Hij maakte eerder al het overzicht van wie er in de loop der jaren begraven zijn. Dat overzicht is hier te bekijken.

In deze eerste aflevering zetten we de schijnwerper op de grafzerk van de ‘stamvader’ van een belangrijke Enkhuizer familie uit het verleden: Jan Laurensz van Loosen.

De zerk van graf Noord 358, met de tekst:
Anno 1617 den 13e May is gerust in de heer Jan Louwerens van Loosen
Anno 1649 de 19e Juny is gerust in den heer Jacob Jansen van Loosen
VOOR ALTOOS VERZEGELD

Anno 1647 den 17e May is gerust in den heer Sybrecht Hendricx Do. Wedu van Jan Louwerens van Loosen

Deze tekst vinden we bij het graf Noord 358 in de graflegger 1613-1782:
Dit graf comt toe, Jan Louwerens van Loosen.
Dit graf komt nu toe Maria van der Broek.
Dit en het navolgende graf voor altoos versegelt, sonder dat daar niemant in mag begraven worden,  en sullen uijt de inkomsten van een obligatie van 600 gld, door Maria van den Broek aan den kerke gemaakt.
Het verstaanders geld en ophogen van de vloer en onderhoud van de steen zal voor eeuwig bij de kerk moeten onderhouden worden.

Jan Laurensz. van Loosen (1550-1617)
Jan Laurensz. van Loosen komt oorspronkelijk uit de zuidelijke Nederlanden, vermoedelijk uit de omgeving van Luik. Omwille van het geloof wijkt hij uit naar de noordelijke Nederlanden. Waarom hij zich juist in Enkhuizen heeft gevestigd is niet bekend. Hij was wel op de hoogte van het feit dat de stad zich in mei 1572 aan de zijde van prins Willem van Oranje had geschaard en zal zich hier veiliger hebben gevoeld. Bovendien was Enkhuizen een stad in opkomst en was gunstig gelegen aan de Zuiderzee.
Jan Laurensz. van Loosen werd in de hoogste kringen van de burgerij opgenomen en huwde in 1579 de burgemeestersdochter Sijbricht Hendriksdochter. Opgenomen worden in deze kringen, betekende dat hij niet onbemiddeld was.

Voor de oprichting van de VOC dreef hij handel op de Baltische staten aan de Oostzee. Hij exporteerde o.m. haring en importeerde van daaruit graan, hout en hennep.
In 1608 leerde hij Marcus de Vogelaer kennen, een man die zijn sporen verdient had met de handel op Archangel in Noord-Rusland. De Vogelaer richtte met zestien andere kooplieden een compagnie op voor de handel ‘om het noorden’. Bij deze kooplieden behoorde ook Van Loosen. De Staten-Generaal verleende aan deze compagnie geen octrooi, zij wenste geen kartelvorming. Niettemin importeerde Van Loosen, zij het via andere kanalen, goederen uit Noord-Rusland zoals hout en teer. Ook werd er zout gehaald uit Frankrijk en Portugal. Dit laatste werd gebruikt bij het inzouten van haring.

In een „Contract van Admiraliteitsschepen” van 12 april 1589, tussen verschepers, reders en schippers wordt hij als een der verschepers genoemd. De onderlinge concurrentie bij de toenemende handel op het Verre Oosten leidde in maart 1602, op aandringen van de raadspensionaris Johan van Oldebarnevelt, tot de oprichting der Oost-Indische Compagnie, waarbij de Kamer Enkhui­zen van de Oost-Indische Compagnie na de kamers van Amsterdam en Zeeland het grootste kapitaal in­vesteerde. Jan Laurensz. van Loosen was één der op­richters en was tot 1606 de belangrijkste deelhebber bij de Kamer Enkhuizen.
Al deze handelsactiviteiten hebben ongetwijfeld het familiekapitaal vermeerderd.

De Kamer van Enkhuizen bracht in totaal ƒ 540.000,- bijeen en was daarmee de derde in grootte van het kapitaal na de Kamers van Amsterdam en Zeeland. De compagnie bloeide en keerde hoge dividenden uit.

Naast bewindhebber van de VOC-E bekleedde hij ook nog een aantal andere functies in de stad. Zo is hij tussen 1581 en 1603 verschillende malen schepen. Voorts is hij van 1580 tot 1612 voogd van het Oude Armen Weeshuis. Tevens is hij luitenant en later kapitein van het Vendel C geweest, een burgerwacht.

Op 11 april 1617 laat hij ‘sieck te bedde leggende’ de notaris komen om zijn testament op te maken. Dat gebeurt in aanwezigheid van zijn vrouw en getuige Dr. Bernardus Paludanus, de stadsgeneesheer. Op 13 mei 1617 overlijdt hij en wordt hij in de Westerkerk begraven in het graf nummer 358 (noordkap).

Bron ”Kroniek van Enkhuizen”, bewerkt door Cees Groot, vrijwilliger Westerkerk.

Meer over de familie van Loosen
De familie van Loosen is in de 250 jaar dat zij in Enkhuizen verbleven een uitgebreide familie geworden. Jan Laurensz. van Loosen en Sybrich Hendricksdr. kregen 7 kinderen (2 dochters en 5 zonen) waarvan er 2 (Jacob Janz. van Loosen en Symon Jansz. van Loosen) in het graf van hun vader zijn begraven (N358). Zowel de naam van Symon als Maria van den Broek is nooit op de grafsteen geplaatst. Al deze kinderen hebben een belangrijke rol gespeeld in de Enkhuizer geschiedenis.

Ze waren onder andere: bewindhebber van de VOC, kapitein van het vendel C, voogd van het ziekhuis, Regentes van het Provenhuis, Brouwer, Haringkoper, commissaris van de Echten Staat, Regentes van het Oude Arme Weeshuis, Commissaris van de Bank van Kleine Zaken, Reder, Schepen, Burgemeester, bewindhebber van de WIC. Ook de klein- en achter kleinkinderen speelden een vooraanstaande rol in de Enkhuizer geschiedenis.
In de loop der jaren zijn er 85 familieleden in 34 verschillende graven, in de Westerkerk begraven waaronder 38 kinderen.
Ook was men in het bezit van 38 graven in deze kerk.
Ook in de Zuiderkerk zijn er vele familieleden begraven.

Rond het eind van de 18e en begin 19e eeuw woonde in het huis op de Dijk, Dirk Elias van Loosen. 1738 – 1812. Begraven in de Westerkerk M213. Hij was 2x getrouwd. De eerste keer met Claasje van Romond  die in het kraambed is gestorven. De tweede keer in 1766 met Meijnoutje Pan 1745 – 1794.  Begraven in de Westerkerk M213. Uit het 1e huwelijk was geboren Pieter Cornelis van Loosen die 7 dagen geleefd heeft. Begraven in de Westerkerk M213. Uit het 2e huwelijk 2 kinderen waarvan de oudste heel jong is gestorven. Begraven in de Westerkerk M213.

De dochter, Cornelia Petronella van Loosen 1772 – 1846, is getrouwd met Samuel Snoeck 1766 -1839, die zich later Snouck van Loosen noemde. Zij kregen zes dochters.

  • Anthonia Meijnoutje Snouck van Loosen, ongehuwd gestorven. 1795 – 1875
  • Theodora Matthia Snouck van Loosen, gehuwd en kinderloos gestorven. 1797 – 1845
  • Susanne Aletta Elisabeth Snouck van Loosen, op 3-jarige leeftijd gestorven. 1798 – 1801
  • Cornelia Eva Wilhelmina Snouck van Loosen, gehuwd en kinderloos gestorven. 1801 – 1852
  • Arnoldina Ursula Snouck van Loosen, ongehuwd gestorven. 1803 – 1876
  • Margaretha Maria Snouck van Loosen, ongehuwd gestorven 1807 – 1885. Bij haar dood werd de gehele inboedel verkocht op een publieke veiling, zoals zij dat in haar testament had bepaald. Zij bestemde, in haar laatste wil, haar vermogen voor liefdadige doeleinden.

In 1795 werd van hogerhand het begraven in de kerken verboden en moesten de gemeente besturen zorgen voor het aanleggen van een dodenakker buiten de bebouwde kom. Het stadsbestuur was door financiële moeilijkheden niet in staat aan deze verplichting te voldoen en vroeg dispensatie. De ontheffing werd steeds opnieuw verleend totdat in 1830 de algemene Begraafplaats in gebruik werd genomen. Er werd  een overeenkomst met het kerkbestuur getroffen, bepalende dat de kerk een som van f10.000,- (in jaarlijkse termijnen van f1000.-) zou ontvangen als schadeloosstelling voor het gemis aan inkomsten van de grafrechten.

Bronnen:

  • Het Enkhuizer Regentengeslacht Van Loosen en aanverwante geslachten. Maurice M. en Marian W. de Wolf.
  • Beschrijving van de St. Gomarus of Westerkerk. D. Brouwer

Cees Groot