Simon Rood (????-1763)
Tussen de vele graven in de Westerkerk met bekende namen vinden we in de Noordbeuk een prachtig graf met ongeschonden tekst en afbeelding van een schip.
Tijdens de aanleg van de toiletgroep, waar de steen zijn originele plek had, (Noord 5) is de steen verhuisd naar de gang richting de toiletten. Een ieder die hier gebruik van maakt komt langs of over deze steen.
Simon Rood was een van de acht kinderen van Cornelis Rood en Trijntje Rijxen, beiden begraven in de Westerkerk. Zes van deze kinderen stierven heel jong en zijn allen begraven in graf Z162. Alleen Simon en zijn zus Cornelia overleefden hun jeugd. Helaas stierf Cornelia al vroeg in het kraambed. Ook zij is met haar kind in Z162 begraven.
Simon trouwde met Susanne Rosendaal en trad op 17-11-1752 in dienst van de VOC kamer Amsterdam. Bij zijn indiensttreding was zijn functie Schipper.
Zijn eerste reis met het schip “Vrede” bracht hem direct naar Batavia. Hij vertrok op 17-11-1752 en kwam op 02-07-1753 in Batavia aan. Bij de “Kaap” was er eerst een tussenstop van een maand, van 11-03-1753 tot 01-04-1753.
Nadat hij teruggekeerd was in Nederland is hij afgemonsterd. Hij was in het jaar van zijn overlijden, in 1763, Commissaris van Kleine Zaken.
Het graf, N5, waarin Simon Rood begraven is, is na zijn bijzetting nog 1x geopend geweest. Vermoedelijk om zijn vrouw Susanne Rosendaal bij te zetten in 1775. Zij was eigenaar van het graf, maar haar naam is niet op de steen bijgeschreven.
Voor de bijzetting van Simon Rood is het graf regelmatig gebruikt voor diverse families. Vanaf 1637 tot en met 1763 is het graf 27x gebruikt waarvan 16x voor kinderen.
De tekst op de steen:
Hier Rust Het Sterflyke Van den …….. (wsch. Heer, titel is weggehakt) Simon Rood In Leven Groot Schipper Der Geoctroyeerde Nederlandshe Oostind. Comp Ter kamer Alhier.
Midsgaders Cappiteyn Der Indishe See.
In Den Heere gerust D:13 Octob 1763
Wat was een Grootschipper?
Dit was de benaming voor een schipper of gezagvoerder op een zeeschip. Hij was lid van een Grootschippersgilde.
Er werd met een kleine bemanning op relatief grote schepen zoals fluiten gezeild. Een dergelijke dwarsgetuigde driemaster mat tussen de honderd en tweehonderd last (ofwel twee- tot vierhonderd ton) en telde tussen de tien tot ten hoogste achttien opvarenden. De bemanning bestond behalve de schipper uit een stuurman, een hoogbootsman, een timmerman, een scheepskok, bootsgezellen en matrozen.
Grootschippers verdienden redelijk tot goed en behoorden tot de hogere lagen van de samenleving. Heel wat schippers hadden, meestal nadat ze met varen gestopt waren, zitting in de vroedschap van hun woonplaats.
Foto en tekst: Cees Groot